De benodigde weerstandscapaciteit wordt periodiek bepaald aan de hand van een inventarisatie van de mogelijke risico’s. De risico’s die de gemeente loopt, zijn voortdurend in beweging. Sommige risico’s worden kleiner of verdwijnen, andere risico’s manifesteren zich juist. Ook komen er nieuwe risico’s bij. Bij de inventarisatie wordt een inschatting gemaakt van de kans dat een risico zich voordoet en de maximale hoogte/ financiële impact van het risico. Vervolgens worden de risico’s gewogen in een risico-simulatiemodel waarbij met 95% waarschijnlijkheid de benodigde hoogte van de weerstandscapaciteit berekend wordt. Met het bepalen van de hoogte van de benodigde weerstandscapaciteit wordt periodiek het weerstandsvermogen berekend.
Inventarisatie
In de weerstandsparagraaf worden risico’s opgenomen van een dusdanig grote omvang dat deze, wanneer die zich voordoen, niet binnen de begroting van het programma opgevangen kunnen worden en waarvoor geen bestemmingsreserve is ingesteld. Bijvoorbeeld de effecten van de Coronapandemie, calamiteiten of de energiecrisis. Hierbij wordt de volgende definitie gehanteerd:
‘Een risico is een gebeurtenis met financiële gevolgen waarvan de precieze hoogte (impact) onduidelijk is en waarvan onzeker is of de gebeurtenis zich daadwerkelijk voordoet (kans). In de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit, lopen risico’s mee die een exogene oorzaak en substantiële financiële impact hebben.’
De relevante risico’s voor het bepalen van de benodigde weerstandscapaciteit zijn de risico’s die niet of onvoldoende op een andere manier zijn ondervangen. Ze zijn van dusdanig grote omvang dat het mogelijke financiële effect niet in het 1e jaar kan worden opgevangen via programmasturing en de aanwezige bestemmingsreserve daarnaast voldoen ze aan één of meerdere van de onderstaande criteria:
- onzeker vanwege lopende landelijke ontwikkelingen (bv. herverdelingsdiscussies gemeentefonds of compensaties) op betreffende geldstromen;
- die met Europese of landelijke wetgeving te maken hebben (niet-zijnde gesloten systemen met tarieven);
- de kans van optreden is niet 100%, immers dan is er sprake van een feit;
- kan niet conform boekhoudkundige afspraken met een voorziening worden afgedekt;
- expliciet wordt besloten door het college;
- hebben een geschatte omvang van groter dan € 2,5 mln.
Bij het opstellen van het risicoprofiel worden inschattingen gemaakt van het verwachte negatief financieel effect als het risico zich voordoet. Het meenemen van een risico bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit betekent geen automatische verrekening als het risico zich daadwerkelijk voordoet. Uitgangspunt is dat tegenvallers binnen het desbetreffende programma moeten worden opgevangen met programmasturing.
Weging
Bij de inventarisatie van de risico’s wordt er een inschatting gemaakt of de impact van een risico meer incidenteel of structureel is. Een risico met een incidentele impact (voornamelijk impact op het jaar dat het zich voordoet) krijgt een wegingsfactor van 1. Een risico met een meer structurele impact (impact heeft een meerjarige effect) krijgt een wegingsfactor van 1,5. In het jaar dat het risico zich voordoet wordt het risico 100% meegenomen, in het daarop volgende jaar wordt het risico voor 50% meegenomen. Voor het derde jaar en daarna is ervan uitgegaan dat het effect van het opgetreden risico is verwerkt in de meerjarenbegroting.
Ontwikkeling ten opzichte programmarekening 2023 :
In de programmarekening 2023 is de raad voor het laatst geïnformeerd over de risico’s die de gemeente loopt en die van invloed zijn op de benodigde weerstandscapaciteit.
De volgende risico’s zijn nadien bijgesteld:
- Het risico ‘Stijging marktrente’ is naar beneden bijgesteld naar een kans van 10% en impact van € 1,5 mln. Daarmee komt het risico onder de grens van €2,5 mln. en wordt het daarom niet meer meegenomen in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit. Het risico is naar beneden bijgesteld omdat de verwachting op basis van de renteramingen van het CPB en uitspraken van het ECB is dat de rente gaat dalen Het risico ‘inflatie’ is aangepast waarbij zowel de kans als de mogelijke impact naar beneden bijgesteld omdat de voorspelling van het CPB en de DNB is dat de inflatie komende tijd zal afnemen.
- De systematiek van het BTW- compensatiefonds kan leiden tot extra toevoegingen aan het gemeentefonds of extra uitnamen. Gezien in 2023 een extra toevoeging is gedaan en de verwachting dat in 2024 weer een extra toevoeging gedaan wordt, is de mogelijke financiële impact van dit risico naar beneden bijgesteld naar € 6 mln.
- Er is opnieuw gekeken naar het risico BUIG. Het maximale risico is op een nieuwe manier berekend. Het totale maximale risico is berekend rekening houdend met de vangnetregeling. Deze nieuwe wijze van berekening resulteert in een hoger risico ten opzichte van hetgeen opgenomen in de programmarekening.
Risico’s met een incidenteel karakter | Programma | Kans | Impact | Weging |
|
---|---|---|---|---|---|
Rampen en zware ongevallen | Meerdere programma’s | 2% | € 63,5 | 1 | €63,5 |
Cybersecurity | Prog.16 Overhead | 35% | €15,0 | 1 | €15,0 |
Grote projecten | Prog.13 Stedelijke ontwikkeling en wonen | 25% | €25,0 | 1 | €25,0 |
Eigen risico verzekeringen | Prog.15 Financiën | 10% | €6,0 | 1 | €6,0 |
Risico’s | |||||
Inflatie | Meerdere programma's | 12,5% | €25,0 | 1,5 | €37,5 |
BTW compensatiefonds | Prog.15 Financiën | 10% | €6,0 | 1,5 | €9 |
Fiscale risico's | Meerder programma’s | 50% | €4,5 | 1,5 | €6,8 |
Bijstandsverlening BUIG | Prog.7 werk & inkomen | 25% | €23 | 1,5 | €33,5 |
Jeugdhulp open-einde regeling | Prog 8. Zorg, welzijn, jeugd en volksgezondheid | 50% | €25,0 | 1,5 | €37,5 |
Totaal geïnventariseerde risico’s (maximum) | €233,8 | ||||
Totaal benodigde weerstandscapaciteit (Uitkomst Monte Carlo simulatie) | €101,5 |
Bepaling van de hoogte van de beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de algemene reserve en de post onvoorzien. De post onvoorzien moet een soepele uitvoering van de begroting vergemakkelijken en zorgt zodoende voor enige flexibiliteit. De post onvoorzien bedraagt € 0,8 mln.
De algemene reserve in de vorm van de beschikbare weerstandscapaciteit is vastgesteld voor de komende 3 begrotingsjaren op € 102 mln. gelijk aan 3% van het begrotingstotaal.
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit en wordt uitgedrukt in het kengetal weerstandsratio. De weerstandsratio voor de begroting 2025 ligt op 1.
Berekening weerstandsvermogen | |
---|---|
Beschikbare weerstandscapaciteit (algemene reserve + post onvoorzien) | € 102,8 mln. |
Benodigde weerstandscapaciteit (Uitkomst Monte Carlo simulatie) | € 101,5 mln. |
Weerstandsvermogen (beschikbare weerstandscapaciteit/ benodigde weerstandscapaciteit) weerstandsratio | 1,01 |
Toelichting risico's
Rampen en zware ongevallen kans 2%, impact € 63,5 mln.
De gemeente heeft geen reserveringen voor risico’s van rampen die Den Haag kunnen treffen (watersnood, extreme weersomstandigheden, overstromingen, terroristische aanvallen, pandemieën en epidemieën). De schade die het gevolg kan zijn van een dergelijke gebeurtenis is aanzienlijk. De kosten voor de gemeente van zo’n ramp laten zich lastig ramen. Daarnaast geldt dat in bepaalde gevallen een deel van de kosten door het Rijk gedekt worden op basis van de Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen (Wts). De impact van € 63,5 mln. is gebaseerd op het SEO onderzoek stresstest gemeente Den Haag uit 2012 (RIS 249017). De kans op een potentiële crisis in periode van tijd optreedt wordt ingeschat op eens in de vijftig jaar. Op basis van dit externe advies wordt de kans op dit risico geschat op 2%.
Grote projecten kans 25%, impact € 25 mln.
De gemeente voert projecten om de gestelde beleidsdoelen te behalen. In de komende jaren zal de gemeente voor €1,029 mld. aan investeringen doen (voor 97% met gemeentelijke middelen gefinancierd) in infrastructuur, scholen, vastgoed, ICT, etc. Grote projecten zoals ruimtelijk- en ICT-projecten kennen altijd een zeker financieel risico doordat ze vaak complexer zijn en over het algemeen een langere looptijd hebben.
Vanuit de Gemeente Den Haag wordt gestuurd op het (aan de voorkant) vastgestelde financiële kader van grote projecten. Dit wordt gedaan door project control en risicomanagement binnen het project. Dit betekent dat risico’s periodiek worden geïdentificeerd en herijkt waarna beheersmaatregelen worden toegepast om risico’s te voorkomen en of de kans van optreden en of de impact te verkleinen. Voor onafwendbare risico’s kan aanspraak worden gedaan op het budget onvoorzien dat bij elk project beschikbaar wordt gesteld. In de P&C documenten wordt gerapporteerd over de ontwikkelingen en voortgang van projecten. De raad heeft de mogelijkheid om grote projecten aan te wijzen als GRIP project. Voor deze projecten wordt drie keer per jaar een voortgangsrapportage aangeboden met het verloop van uitgaven, risico’s en reserves.
Ondanks de hierboven beschreven interne projectbeheersing is er altijd een mogelijkheid dat tegenvallers (of meevallers) ontstaan op (individuele) grote projecten. Als extra maatregel nemen we daarom een risico op voor grote projecten in het weerstandsvermogen van de gemeente Den Haag. De omvang van het risico bij optreden wordt ingeschat op € 25 mln. (dit betreft ca. 2,5% van de investeringsportefeuille) en de kans van optreden wordt ingeschat op 25%. Er is geen verwachting dat projecten niet binnen budget kunnen worden afgerond, maar als dit door externe factoren toch optreedt, kan de gemeente tegenvallers van grote projecten opvangen.
Cybersecurity kans 35%, impact € 15 mln.
Gemeente Den Haag maakt op ICT-gebied de beweging naar een regie-organisatie en besteedt steeds meer taken uit. Dit leidt tot nieuwe risico’s als marktpartijen niet meer kunnen leveren (als gevolg van financiële of betrouwbaarheidsproblemen). Daarnaast zijn er extra beveiligingsrisico’s door geopolitieke spanningen. Gemeente Den Haag als stad van vrede en recht is een interessant mikpunt voor kwaadwilligen. Met name die van statelijke actoren die digitale aanvallen uitvoeren op Nederland en Nederlandse belangen om te spioneren, te beïnvloeden of te saboteren.
Ook het Dreigingsbeeld 2023/2024 van de Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (IBD) signaleert een toenemende, steeds professionelere dreiging door o.a. meer ransomeware met destructievere gevolgen. Dit risico heeft direct impact op de bedrijfscontinuïteit van de gemeente Den Haag en kan gevolgen hebben voor de burgers, bedrijven en instellingen. Voor de meest bekende en evidente beveiligings- en continuïteitsrisico’s zijn beheersmaatregelen genomen. Bij een grootschalig beveiligingsincident kan de financiële schade bestaan uit herstelkosten en/of verloren uren van medewerkers. Deze herstelkosten worden ingeschat op € 15 mln. met een kans van 35%.
Eigen risico verzekeringen kans 10%, impact € 6 mln.
De gemeente heeft een hoog eigen risico op verzekeringspolissen afgesloten, omdat dit per saldo financieel voordeliger is. Deze keuze bevat desalniettemin een risico. Wanneer zich verschillende calamiteiten tegelijk voordoen is de totale eigen bijdrage van de gemeente hoger dan in de reguliere begroting kan worden opgevangen. Bovendien heeft de gemeente ervoor gekozen de fraude- en berovingsverzekering in eigen beheer te nemen, omdat de premie hiervan niet opweegt tegen het risico. Het maximale risico dat de gemeente loopt is € 6 mln. De kans dat zich dit risico voordoet is klein.
Inflatie kans 12,5%, impact € 25 mln.
De Nederlandse economie is gevoelig voor internationale ontwikkelingen, zoals geopolitieke conflicten, oorlogen, natuurrampen, klimaatverandering en misoogsten. Deze ontwikkelingen kunnen – direct of indirect – leiden tot prijsstijgingen. Niet alleen bij de gemeente zelf, maar ook bij organisaties en instellingen met een belangrijke maatschappelijke functie. De afgelopen jaren is duidelijk geworden wat de effecten van hoge inflatiepercentage kunnen zijn. Ook in de toekomst kan dit zich weer voordoen en daarom blijft het risico op (excessieve) inflatie (zoals in 2022 en 2023) behouden in het risicoprofiel.
De gemeente wordt door het Rijk via het gemeentefonds voor stijgende lonen en prijzen gecompenseerd. Dit wordt volgende de trend- voor- trend systematiek, verwerkt in de begroting. Dit zorgt er in het beginsel voor dat budgetten van de gemeente en instellingen in de stad op langere termijn op orde blijven. Het risico bestaat dat bepaalde kosten excessief stijgen.
Het risico is naar beneden bijgesteld, omdat het Centraal Plan Bureau (CPB) en ‘De Nederlandse Bank’ (DNB) een afname van de in inflatie verwacht in 2025. De kans wordt bijgesteld van 25% naar 12,5% en de impact wordt naar beneden bijgesteld van € 38mln. naar € 25 mln.
Btw-compensatiefonds kans 10%, impact € 6 mln.
Het Rijk heeft een maximum gezet op het btw-compensatiefonds. Bij meer uitbestedingen of bij grote investeringen van gemeenten, is de kans reëel dat de gemeenten gezamenlijk meer btw declareren dan er in het btw-compensatiefonds zit. Het Rijk dekt dat tekort op het btw-compensatiefonds dan met een uitname uit het gemeentefonds. In de afgelopen jaren hebben de gemeenten echter weinig gedeclareerd bij het BTW-compensatiefonds, de gemeenten hebben daarom een extra toevoeging aan het gemeentefonds gekregen in plaats van een uitname. Het risico voor alle gemeenten samen is op 10% van het btw-compensatiefonds van € 3,0 mld. ingeschat. Het Haagse aandeel daarvan is 4%, daarmee komt het Haagse aandeel op afgerond € 12 mln. Omdat voor 2024 ook weer een extra toevoeging wordt verwacht en waarschijnlijk is dat dit ook in 2025 weer zal gebeuren, wordt de kans op een uitname voor 2025 laag ingeschat, daarom wordt de impact voor 2025 naar beneden bijgesteld van € 12 mln. naar € 6 mln.
Fiscale risico's kans 50%, impact € 4,5 mln.
De gemeente heeft regelmatig verschil van inzicht met de rijksbelastingdienst over diverse fiscale onderwerpen. Voorbeelden zijn de toepassing van de BTW voor verschillende gemeentelijke activiteiten en de vennootschapsbelasting. De gemeente beschikt over een team van fiscaal specialisten om de juiste toepassing van de regelgeving te waarborgen. Desalniettemin blijven er verschillen van inzicht bestaan waarin bezwaar- en beroepsprocedures van toepassing zijn. De uitkomsten van dergelijke trajecten zijn ongewis.
Bijstandsverlening BUIG - kans 25%, impact 23mln.
Jaarlijks ontvangt de gemeente Den Haag circa € 400 aan BUIG-middelen voor de bekostiging van de bijstandsuitkeringen en de loonkostensubsidie. Sinds 2015 zijn de BUIG- middelen niet toereikend daarom is er in 2018 extra budget geraamd in programma 7 om dit tekort op te vangen. Daarbij is afgesproken dat resterende tekorten en overschotten op de BUIG ten opzichte van de begroting worden verrekend met de algemene reserve.
Hoe de gemeente uitkomt met de van het rijk ontvangen middelen hangt af van de ontwikkeling van het macrobudget BUIG, het aandeel dat de gemeente uit het macrobudget ontvangt en ontwikkeling van het aantal bijstandsgerechtigden. Het tekort wordt gemaximaliseerd door de vangnetregeling van het Rijk. Hierdoor is het maximale tekort circa 10%, dit is € 40 mln. voor Den Haag.
Omdat er in de begroting al rekening wordt gehouden met een tekort, wordt de eerste € 17 mln. van het tekort opgevangen in het programma. De maximale impact van risico dat drukt op de algemene reserve bedraagt daarmee € 23 mln. Kijkend naar het huidige economische klimaat wordt de kans van optreden geschat op 25%.
Tot nu toe heeft de gemeente Den Haag bij het optreden van het bovenstaande risico zich altijd ingezet om de middelen van het rijk terug te krijgen. Waarbij de gemeente voor de jaren 2015-2017 in haar gelijk is gesteld. De mogelijkheid bestaat dat de gemeente bij de lopende rechtzaak voor de afgelopen jaren ook in haar gelijk gesteld wordt.
Jeugd open-einde-regeling kans, 50%, impact 25 mln.
Gemeenten zijn vanaf 2019 in gesprek met de rijksoverheid om te komen tot een kwalitatief beter en financieel houdbaar stelsel van jeugdzorg. Daarvoor is landelijk een Hervormingsagenda uitgewerkt wat op 18 april 2023 heeft geleid tot een principeakkoord over het financiële kader voor de Hervormingsagenda. In de Hervormingsagenda worden afspraken en maatregelen gemaakt die moeten leiden tot verbetering van de hulpverlening en tot kostenbesparingen. Gemeenten moeten hierbij landelijk een bedrag oplopend tot jaarlijks circa € 1 mld. besparen (aandeel Den Haag circa € 32 mln.). Deze besparing moet met zowel landelijke maatregelen als lokale maatregelen ingevuld worden. De nieuwe manier van werken na doorontwikkeling van de Haagse Jeugd- en Gezinshulp (RIS312349) is naar verwachting in 2026 volledig geïmplementeerd. Hiermee wordt op termijn het lokale deel van de besparingen ingevuld.
Initieel was het voorstel dat de Hervormingsagenda per 1 januari 2022 in werking zou treden, maar door de vertraging is in het principeakkoord afgesproken dat de besparingen in 2024 en 2025 worden verzacht. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar gesteld bij de meicirculaire 2023.
Het meerjarenbudget van het Rijk is onder andere afhankelijk van het advies van de deskundigencommissie over de Hervormingsagenda Jeugd. Deze externe, onafhankelijke commissie volgt de uitvoering van de Hervormingsagenda en brengt hierover zwaarwegend advies uit aan het Rijk en de VNG. Het eerste advies van de commissie wordt begin 2025 verwacht. Dit advies kan gevolgen hebben voor de wijze waarop het Rijk de jeugdzorg in de toekomst bekostigt, maar kan ook nog effect hebben op het budget van 2024.
Omdat de extra middelen van het Rijk voor de Jeugdzorg de komende jaren aflopen, de Hervormingsagenda nog verder uitgewerkt moet worden en de effecten niet direct zichtbaar zullen zijn, is het risico ingeschat op €25 mln. met een kans van 50%.