Overzicht Begroting
Gemeenten werken met een stelsel van baten en lasten. Dat betekent dat inkomsten en uitgaven moeten worden toegerekend aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben. Baten bestaan uit onttrekkingen uit reserves en inkomsten, zoals bijvoorbeeld middelen die we van het Rijk ontvangen of belastinginkomsten. De lasten bestaan uit toevoegingen aan reserves en uitgaven zoals het onderhoud van wegen of uitgaven voor de jeugdzorg. De totale lasten (inclusief onttrekkingen uit reserves) en de totale baten (inclusief toevoegingen aan reserves) zijn altijd gelijk aan elkaar.
Meerjarige ontwikkeling Baten
Den Haag is een grote gemeente. Hier horen grote opgaven en omvangrijke lasten en investeringen bij. De baten (inkomsten) bedragen in 2025 naar verwachting € 3,48 mld. De inkomsten komen grotendeels vanuit het Rijk. Het gaat hierbij om de gemeentefondsuitkering (€ 1,86 mld.) en de middelen die we van het Rijk ontvangen met een specifiek bestedingsdoel, zoals de budgetten voor bijstand. Een deel van de inkomsten komt van burgers en bedrijven. Dit zijn belastingen zoals OZB, parkeer- en toeristenbelastingen die de gemeente zelf heft. Daarnaast ontvangt de gemeente inkomsten uit tarieven voor activiteiten zoals de afgifte van vergunningen, ophalen van huisvuil en het verstrekken van paspoorten. Verder wordt een deel van de activiteiten bekostigd uit de reserves.
Figuur 1. Ontwikkeling baten (€ in mln.)
Figuur 1 laat zien hoe de inkomsten van Den Haag zich over de jaren heen ontwikkelen. De grootste inkomstenbron is het gemeentefonds. De hoogte van het gemeentefonds neemt de komende jaren toe van € 1,744 mld. in 2023 naar € 1,951 mld. in 2028. Deze toename is grotendeels het gevolg van de compensatie die gemeenten krijgen van het Rijk voor loon- en prijsstijgingen (nominale deel). Ook het volume deel van het gemeentefonds, dat wat extra is, neemt tot en met 2025 toe. Zoals toegelicht in de voorjaarsnota (RIS319191) daalt de hoogte van het gemeentefonds echter in 2026 ten opzichte van 2025. Deze afname komt doordat het Rijk eind 2021 heeft besloten dat het gemeentefonds vanaf 2026 niet meer meegroeit met de rijksuitgaven (trap-op-trap-af-systematiek). Vanaf 2027 groeit het gemeentefonds weer op basis van de nieuwe systematiek (BBP-groei).
Op totaalniveau nemen de inkomsten over de jaren af. Dit komt doordat de inzet van reserves en de ontvangsten van het Rijk voor specifieke uitkeringen over de tijd afneemt. De inkomsten uit de specifieke uitkeringen nemen af omdat specifieke uitkeringen in de meeste gevallen een korte looptijd hebben. Ook is het rijk voornemens de specifieke uitkeringen af te schaffen en de middelen, met een korting van 10%, toe te voegen aan het gemeentefonds. Hoe dit precies vormgegeven wordt is op dit moment nog niet bekend.
Meerjarige ontwikkeling Lasten
Figuur 2 laat zien hoe de uitgaven zich meerjarig ontwikkelen. De lasten (uitgaven) bedragen in 2025 naar verwachting: € 3,48 mld. In het meerjarig beeld blijven de begrote lasten exclusief toevoegingen aan reserves in de begroting de komende jaren stabiel.
De grootste uitgaven vinden zich plaats in het sociaal domein, met name voor werk en inkomen, en zorg, welzijn, jeugd en volksgezondheid. Voor werk en inkomen gaat het o.a. om uitgaven voor bijstandsverlening en inkomensvoorzieningen. De uitvangen voor zorg, welzijn, jeugd en volksgezondheid hebben o.a. betrekking op uitgaven voor WMO-voorzieningen, jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg en beschermd wonen. Andere grote uitgavenposten zijn de fysieke omgeving (buitenruimte, mobiliteit, stadsontwikkeling en duurzaamheid) en de overhead. In hoofdstuk 2 wordt uitgebreid ingegaan op de manier waarop het geld wordt ingezet.
Figuur 2. Ontwikkeling lasten (€ in mln.)
Meerjarige ontwikkeling structureel saldo
Figuur 3 laat zien hoe het structurele saldo van de gemeente zich ontwikkelt. De begroting bestaat uit structurele en uit incidentele baten en lasten. Het structurele saldo zijn de structurele baten minus de structurele lasten. In lijn met de begrotingsspelregels, moeten de structurele lasten structureel gedekt worden. In paragraaf 4.5 wordt uitgebreid toegelicht hoe het structurele saldo is berekend.
Het structurele saldo is elk jaar positief met uitzondering van 2026. Dit betekent dat de structurele uitgaven in 2026 voor een deel zijn gedekt met incidentele inkomsten, zoals onttrekkingen uit reserves. Dit komt doordat de inkomsten uit het gemeentefonds in 2026 afnemen en vervolgens weer toenemen. De uitgaven dalen in 2026 echter niet, maar blijven over de jaren heen stabiel, zoals figuur 2 laat zien. Het negatieve saldo in 2026 wordt opgevangen met de (verwachte) voordelen uit de jaren 2023 t/m 2025. In 2027 en 2028 is het structureel saldo weer positief, de begroting is hiermee structureel in evenwicht.
Figuur 3. Ontwikkeling structureel saldo (€ in mln.)
Meerjarige ontwikkeling reserves
Figuur 4 laat zien dat de reserves van de gemeente de komende jaren naar verwachting afnemen.
De daling van de reserves komt vooral door de (beleidsmatige) inzet van de overige bestemmings- en Enecoreserves.
Een gemeente heeft ten eerste reserves om tegenvallers op te kunnen vangen zonder direct over te hoeven gaan op bezuinigingen of lastenverhogingen. Voor deze rol is met name het weerstandsvermogen bedoeld, waarvan de algemene reserve de belangrijkste reserve is. Het beschikken over een toereikende algemene reserve draagt eraan bij dat de gemeente een stabiel beleid kan voeren. Een toereikende algemene reserve draagt eraan bij dat bij tegenvallers niet ogenblikkelijk aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Het weerstandsvermogen blijft de komende jaren stabiel. Ook de activareserve, een reserve ter dekking van kapitaallasten, blijft de komende jaren stabiel.
De overige bestemmings- en Enecoreserves worden de komende jaren beleidsmatig ingezet en nemen daarom af. De reserves zijn daar ook voor bedoeld. Belangrijk is dat de reserves niet ingezet worden voor structurele uitgaven, omdat de reserves maar één keer kunnen worden uitgegeven. De reserves worden in de programmabegroting daarom enkel ingezet voor incidentele uitgaven. In programma 15 wordt verder ingegaan op de ontwikkeling van de Enecoreserves.
Figuur 4. Meerjarige ontwikkeling reserves (€ in mln.)
Meerjarige ontwikkeling Investeringen
Figuur 5 laat zien hoe de investeringen zich over de jaren heen ontwikkelen. De investeringen die Den Haag t/m 2023 heeft afgerond vertegenwoordigen een waarde van ruim € 2 mld. Deze investeringen zijn in de begroting gedekt met kapitaallasten. De kapitaallasten bestaan uit de rente en afschrijvingen. De waarde van deze investeringen nemen jaarlijks af door de jaarlijkse afschrijvingen. Tegenover deze afschrijvingen staan nieuwe investeringen. In het meerjarige investeringsplan (MIP) staat een overzicht van de geplande investeringen voor de jaren 2024 t/m 2028. Dit overzicht is als bijlage bij de begroting toegevoegd. Tot en met 2026 nemen de totale investeringen toe. Daarna stabiliseert de totale waarde van de investeringen. Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met de reservering van circa € 250 mln. die in deze begroting is gemaakt voor nieuwe investeringen. In paragraaf 1.3 (investeren in de stad) wordt dit nader toegelicht.
Figuur 5. Meerjarige ontwikkeling Investeringen (€ in mln.)